Mondmasker avant la lettre
- Dit is Willem van Lille, pestdokter in Geel, begin 17de eeuw.
In de 16de en 17de eeuw wordt de Kempen herhaaldelijk getroffen door acute pestepidemieën. Pestlijders worden in pesthuizen ondergebracht, niet zozeer voor een behandeling, maar eerder ter afzondering. Quarantaine en vuur blijken het meest efficiënt tegen besmetting.
Ook het Geelse gasthuis verzorgt pestlijders. Ze worden ondergebracht in een pesthuis dat afgelegen ligt in de tuin van het gasthuis. Het aparte huisje is in 1558 opgetrokken door de eerste overste, Joanna Cocx.
In het laatste kwart van de 16de en het begin van de 17de eeuw woedt de pest bijna ononderbroken in Geel en maakt er veel slachtoffers. Hele families worden in quarantaine gezet. In augustus 1602 laat de gemeente een pestmeester uit Mechelen overkomen. De pestmeester draagt een snavelmasker op het gezicht en heeft zwarte leren handschoenen aan. Om de zieken te onderzoeken of het beddengoed en de kleding van de patiënt op te tillen, gebruikt hij een lange houten stok. Het is zijn taak om pestlijders zo vlug mogelijk te isoleren. De snavel van de pestdokter is gevuld met welriekende kruiden als jeneverbes en boerenwormkruid. De kruiden dienen niet alleen om de stank tegen te gaan, maar ook om de slechte lucht te zuiveren.